Wijzigingswet Wet op de inkomstenbelasting 1964, enz. (belastingplan 2000)
Wet van 22 december 1999, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (belastingplan 2000)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het belastingplan 2000 wenselijk is maatregelen te treffen op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid en inkomensbeleid, een bijdrage te leveren aan een verdere vergroening van het fiscale stelsel, en in samenhang daarmee maatregelen te nemen in het kader van auto en vervoer, met name ter bevordering van milieuvriendelijke vervoersmodaliteiten en voorts enige andere belastingmaatregelen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.]
Artikel II
[Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]
Artikel III
[Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]
Artikel IV
[Wijzigt de Coördinatiewet Sociale Verzekering.]
Artikel V
[Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.]
Artikel VI
[Wijzigt de Wet op de vermogensbelasting 1964.]
Artikel VII
[Wijzigt de Wet belastingen op milieugrondslag.]
Artikel VIII
[Wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968.]
Artikel IX
[Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.]
Artikel X
[Wijzigt de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.]
Artikel XI
[Wijzigt de Wet op belastingen van rechtsverkeer.]
Artikel XII
[Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.]
Artikel XIII
[Wijzigt de Invorderingswet 1990.]
Artikel XIV
[Wijzigt de Wet van 23 februari 1983, houdende intrekking van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit (Stb. 94).]
Artikel XV
Artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 vindt geen toepassing met betrekking tot de krachtens het vierde lid van dat artikel te treffen regeling met betrekking tot de willekeurige afschrijving op nieuwe gebouwen in aangewezen regio's voorzover deze betrekking heeft op bedrijfsmiddelen terzake waarvan verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt op of na 1 januari 1999 doch vóór 1 januari 2000 alsmede met betrekking tot de krachtens het vierde lid van dat artikel te treffen regeling met betrekking tot de willekeurige afschrijving op nieuwe gebouwen in aangewezen regio's voorzover deze betrekking heeft op bedrijfsmiddelen terzake waarvan verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt op of na 1 januari 2000.
Artikel XVI
In afwijking in zoverre van artikel 10, tiende lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, wordt het verzoek met betrekking tot investeringen in het eerste kalenderjaar na inwerkingtreding van deze wet in bedrijfsmiddelen als bedoeld in dat lid, gedaan binnen een bij ministeriële regeling te stellen termijn na aanvang van dat kalenderjaar.
Artikel XVII
In geval van een boekjaar dat is aangevangen voor 1 januari 2000 en op of na die datum eindigt, wordt de in artikel 13, tweede lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat luidde op 31 december 1999, bedoelde omzet gesteld op de omzet die is toe te rekenen aan het aantal voor 1 januari 2000 vallende dagen van het boekjaar, en worden de in die onderdelen vermelde grensbedragen gesteld op het product van die bedragen en de verhouding waarin dat aantal dagen staat tot het totale aantal dagen van dat boekjaar.
Artikel XVIII
Ten aanzien van de belastingplichtige die in 1999 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft genoten, wordt het uit artikel 37, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voortvloeiend bedrag aan aftrekbare kosten voor het jaar 1999 verhoogd met f 2602, tenzij hij de ouderenaftrek geniet.
Artikel XIX
De afdrachtvermindering langdurig werklozen is niet van toepassing met betrekking tot de werknemer voor wie de afdrachtvermindering onderwijs toepassing vindt indien met betrekking tot hem de afdrachtvermindering onderwijs reeds op 31 december 1999 toepassing vond.
Artikel XX
De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2000 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule:
belasting = (X : B x To) + (Y : B x Tn), waarin
X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2000 vallende dagen van het boekjaar;
Y voorstelt: het aantal na 31 december 1999 vallende dagen van het boekjaar;
B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;
To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het binnenlandse belastbare bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 1999;
Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het binnenlandse belastbare bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt met ingang van 1 januari 2000.
Artikel XXI
[Wijzigt de Wet belastingen op milieugrondslag.]
Artikel XXII
1
Indien het door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 15 maart 1999 ingediende voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat de mogelijkheid betreft, bij wijze van experiment, op zeer arbeidsintensieve diensten een verlaagd BTW-tarief toe te passen (PbEG van 13 april 1999, nr. C102), al dan niet in gewijzigde vorm, door de Raad van de Europese Unie als richtlijn is vastgesteld, brengt Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling een wijziging aan in de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I, nadat dat ingevolge genoemde Richtlijn 77/388/EEG is toegestaan.
2
De in het eerste lid bedoelde wijziging houdt in dat in genoemde tabel I, een aantal diensten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 die zeer arbeidsintensief zijn, wordt opgenomen voor de tijdsduur waarvoor dat ingevolge de in het eerste lid genoemde Richtlijn 77/388/EEG is toegestaan.
Artikel XXIII
1
Indien door de Commissie van de Europese Gemeenschappen de in de artikelen 8, aanhef en onderdeel h, 17, 18, derde lid, 18a, 36i, zesde lid, en 36r van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede de in artikel III van de Wet van 23 december 1994 in verband met het verlengen van een tijdelijke verfijning in de Wet belastingen op milieugrondslag, opgenomen regelingen als gevolg van de in dit wetsvoorstel opgenomen tariefverhogingen in de grondwaterbelasting, de afvalstoffenbelasting en de regulerende energiebelasting, geheel of gedeeltelijk als ongeoorloofde steun in de zin van artikel 87 EG worden aangemerkt, worden bij ministeriële regeling de in vorenbedoelde artikelen opgenomen regelingen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 zodanig aangepast dat zij in overeenstemming zijn met het door de Commissie uitgesproken oordeel.
2
Na de plaatsing in de Staatscourant van een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Dit voorstel van wet strekt tot vervanging van de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
Artikel XXIV
1
Van de heffing van de kapitaalsbelasting is vrijgesteld de kapitaalsvermeerdering die uitsluitend het gevolg is van de omzetting van het nominale bedrag van de aandelen in euro volgens artikel 67a of artikel 178a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2
Het eerste lid is niet van toepassing voorzover de kapitaalsvermeerdering het gevolg is van de omzetting in euro van het nominale bedrag van aandelen die na 31 december 1998 zijn uitgegeven.
Artikel XXV
[Wijzigt de Kaderwet SZW-subsidies.]
Artikel XXVI
[Wijzigt de Wijzigingswet Wet op de inkomstenbelasting 1964, enz. (technische aanpassingen 1999).]
Artikel XXVII
[Wijzigt de Wijzigingswet Wet belastingen op milieugrondslag, enz. (bevorderen van energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag).]
Artikel XXVIII
1
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.
2
Artikel V, onderdeel A, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot de heffing over het jaar dat aanvangt op of na 1 januari 2000.
3
In afwijking van het eerste lid treden artikel VII, onderdelen B, D, onder 3, N, O, onder 2, P, R, S, onder 1, en X, onder 2, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat indien het Staatsblad waarin dat besluit wordt geplaatst na 1 januari 2000 wordt uitgegeven, in dat besluit bepaald wordt dat artikel VII, onderdelen B, D, onder 3, N, O, onder 2, P, R, S, onder 1, en X, onder 2, terugwerken tot en met 1 januari 2000.
4
Artikel I, onderdelen D, F, H, I en J, artikel II, onderdelen A, B, C en D, artikel III, onderdeel B, en artikel IV vinden toepassing nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2000 is toegepast.
5
Artikel VII, onderdelen D, onder 1 en 3, E, F, K, onder 1 en 2, U, X en Y vindt toepassing nadat artikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van het kalenderjaar 2000 is toegepast, met dien verstande dat per 1 januari 2000 de aanpassing op grond van artikel 37a van de Wet belastingen op milieugrondslag van de in de artikelen 9, onderdeel b, 10, onderdeel b, 18, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, 36i, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en zevende lid, 36o, tweede lid, en 36r, tweede lid, van die wet vermelde bedragen, geen toepassing vindt.
6
In afwijking van het eerste lid treden de artikelen IX en X in werking met ingang van 1 mei 2000.
7
In afwijking van het eerste lid werkt artikel XI, onderdeel A, terug tot en met 12 november 1999, 18.00 uur.
8
In afwijking van het eerste lid werkt artikel XVIII terug tot en met 1 januari 1999.
9
In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdeel B en onderdeel L, artikel V, onderdeel C, en artikel XXIV in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 december 1999
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
Uitgegeven de achtentwintigste december 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals